“Verslaafd aan zon en zee”
Hier volgt het verhaal van m’n strijd met depressie en de aparte soort verslaving die ik kreeg.
Alhoewel ik altijd dacht dat er meer tussen hemel en aarde moet zijn, ben ik zonder geloof of religie opgegroeid en had ik niets met kerken. Ik was geen volger van anderen en probeerde dingen op mijn manier te doen. Lange tijd lukte me dat ook aardig, tot ik depressief werd. Dat begon rond m’n 18e, werd langzaam maar zeker erger en was op m’n 28e zo ernstig geworden dat ik eigenlijk niet langer wilde leven. Jarenlang heb ik gedacht dat ik niet te genezen was en dat ik ermee moest leren leven. Als ik het gevoel moet omschrijven, was het alsof er een rotsblok op m’n hart drukte. Omdat ik erg individualistisch ingesteld was, heb ik tot m’n 28e vergeefs geprobeerd om er zelf uit te komen.
Ondanks het feit dat ik nooit naar een kerk ging, riep ik op een avond uit naar God. Ooit had iemand me een Bijbel gegeven en als je wanhopig bent, doe je alles. Dus die las ik. Op een gegeven moment was ik zo gebroken en uitgeput dat ik eigenlijk nog maar één ding wou en dat was dat het leven stopte. Met tranen in m’n ogen zei ik: “God, als u bestaat, kunt u me dan uit deze bodemloze put trekken?” Er gebeurde niets.
Veel van wat ik in de Bijbel las, snapte ik niet, maar d’r waren een paar dingen die ik niet kon ontkennen. Bijvoorbeeld dat niemand zonder zonde is. Ook geloofde ik wat er over Jezus Christus geschreven was. Dat hij zonden kan vergeven en voor ons gestorven is. De volle betekenis zag ik er niet van, maar ik geloofde het wel. Het was ook iets wat ik WILDE geloven. Dus bleef ik bidden en vasthouden aan de hoop die de Bijbel me gaf. Na een periode van tijd begon de depressie, bijna onmerkbaar, minder te worden en kwam er een heel klein beetje optimisme voor in de plaats.
Een jaar later kon ik van m’n hobby m’n beroep maken en werd ik duikinstrukteur. M’n depressie was aan het verdwijnen en ik dacht dat witte stranden, palmbomen en een blauwe oceaan dat proces best eens konden versnellen. Enthousiast vertrok ik naar de zuidkust van Turkije. M’n hobby was m’n werk geworden, ik was er goed in en zat op een plaats waar mensen voor sparen om te kunnen zijn. En werd er nog voor betaald ook. Wat me na een tijdje wel begon op te vallen was dat de riffen eentonig werden. Na 200 duiken ken je elk visje en steentje en is de lol er een beetje af. De omgeving boven water vond ik ook niet zo spannend meer. Dus keek ik uit naar een andere plek, hoorde van Kreta, verhuisde en had ook daar een leuke tijd. Op zeker moment hoorde ik iemand lyrisch over het koraal in de Rode Zee vertellen. Dat had ik nog nooit gezien. Tijdens m’n eerste duik op een Egyptisch koraalrif, een jaar later, werd ik zelfs op de vingers getikt omdat ik aan het koraal zat. Achteraf gezien terecht, want als iedereen er aan zit, gaat het naar de haaien.
Toch werden die bijzonder mooie koraalriffen (onder 365 dagen strakblauwe hemel), na een tijdje gewoon. Normaal. Weer hetzelfde. Ik moest iets mooiers vinden. Toen ik iemand ergens hoorde roepen dat als je ècht mooie en grote dingen zien wilt, je naar de Malediven moet, wist ik dat ik daar heen moest. Dan is elke dag een feest, dacht ik. Het jaar daarop zat ik op een eilandje waar je als toerist US$1000 per nacht betaalt. En in 10 minuten omheen loopt. Je waant je er echt in het paradijs, wanneer je er landt. Maar je voelt ‘m al aankomen, ook de Malediven werden na verloop van tijd gewoon. Ik moest weer iets nieuws zien. Ik kon niet anders. Dat werd Palau, in de Stille Oceaan.
Na Palau overwoog ik om naar Zuid-Afrika te gaan, bracht in plaats daarvan nog een seizoen op de Malediven door (in Zuid-Afrika verdiende je naar mijn smaak niet zo heel erg veel) en ging uiteindelijk over dingen nadenken. Zeven jaar reizen en 3000 duiken rijker, begon ik me af te vragen hoe lang ik dit nog wilde doen, dat zoeken naar geluk. Zowel onder- als boven water had ik dan misschien veel gezien, gelukkiger had het me niet gemaakt. Manta’s, barracuda’s, walvissen, haaien, schildpadden, scheeps- en vliegtuigwrakken uit WOII, druipsteengrotten, fantastische harde en zachte koralen en vooral de dolfijnen zijn me het meest bijgebleven. Eens voorgenomen nooit meer in Nederland te wonen, besloot ik toen om toch terug te gaan. De reden? Om met en voor God te gaan leven. Sommigen verklaren me voor gek, maar het is de allerbeste keuze van m’n leven geweest. Uit ervaring wil ik je dit op het hart drukken: hoe mooi of exotisch een omgeving ook is, hoeveel passie je ergens ook voor hebt, pas op dat je er geen slaaf van wordt. Da’s wat een verslaving doet. God kan in je ziel kijken en je hart vullen. Hij kan je van je gebondenheden en verslavingen verlossen. Geef God die kans, want Hij bestaat.
Danny